Voorbeeld: Jan wil een auto kopen en leent 2000 euro van de bank.
Jan heeft nu nog steeds geen geld in zijn portemonnee. [2] Maar hij
heeft nu wel een banktegoed, waarmee hij zijn bank opdracht kan geven de
auto voor hem te betalen. Die opdracht geeft hij met zijn bankpasje door
aan zijn bank.
Nu denken de meeste mensen, dat als we geld van de bank tegoed hebben,
de bank dat geld ook wel zal hebben. Ze verzorgen immers ook onze
betalingen. Wel, laten we dat eens nader bekijken.
Betalingen via de bank
We geven de bank opdracht om betalingen voor ons te verrichten met een
bankpas, chèque, automatische incasso, overschrijfkaart of via
internetbankieren. Wanneer de bank iets voor ons betaalt, verdwijnt een
deel van ons banktegoed.
Voorbeeld: Jan's betaalopdracht ten gunste van de autoverkoper. Jan
is bij de Groene bank [*] en de autoverkoper bij de Blauwe bank.
Wanneer we een betaalopdracht geven ten gunste van iemand bij een andere
bank, moet onze bank geld overboeken naar deze andere bank. De
begunstigde ontvangt geen betaling, maar daarvoor in de plaats een nieuw
tegoed van zijn eigen bank.
In bovenstaand voorbeeld betaalt de groene bank 2.000 euro aan de blauwe
bank. Zo gaat het in theorie.
Echter, in de praktijk van het dagelijkse betalingsverkeer tussen de
banken vallen gemiddeld alle inkomende
en uitgaande betalingen tegen elkaar weg!
Voorbeeld:
Stel, dat er 3 banken in het land zijn. Bank A bedient 50% van de
bevolking, bank B 30% en bank C 20%. Stel dat op een dag alle
betaalopdrachten van de hele bevolking samen 100 miljoen euro bedragen.
Gemiddeld de helft van deze betaalopdrachten, dus voor 50 milj., komen
dan van klanten van bank A. Deze zijn bestemd voor begunstigden, waarvan
de helft bij bank A zelf zit (25 miljoen) en de rest moet worden betaald
aan bank B (30/50 van de resterende 25 miljoen, oftewel 15 miljoen) en
bank C (20/50 van de 25 miljoen, oftewel 10 miljoen.)
Wanneer we deze berekeningen herhalen voor de betaalopdrachten die
afkomstig zijn van de klanten van bank B en C, zien we dat – gemiddeld -
alle onderlingebetalingen tussen de banken tegen elkaar wegvallen.
Alleen de kleine verschillen die in de praktijk ontstaan worden aan het
einde van de dag daadwerkelijk overgeboekt. Banken hebben maar heel
weinig geld nodig om alle betaalopdrachten te verwerken.
Merk op, dat alle banken doorlopend nieuwe leningen verstrekken, ook
weer in verhouding tot hun grootte. Ook de gemiddelde betalingen die
daaruit voort komen vallen op dezelfde manier tegen elkaar weg.
Banken hebben dan ook weinig geld. Voor elke euro die ze ons schuldig
zijn hebben ze enkele centen. De rest van het geld bestaat niet. Nergens
in een kluis en ook niet bij de centrale bank. Wat op onze rekeningen
staat is bijna allemaal gebakken lucht.
Om dit te constateren hoef je trouwens niet eens toegang tot de kluis te
hebben. Het staat gewoon gepubliceerd in de jaarverslagen van de banken.
Hier een uittreksel uit de jaarrekening van ING van 2011. De kas van
de bank en het geld dat ze bij de centrale bank heeft is samen 28
miljard. De tegoeden van klanten zijn 479 miljard. Ze hebben dus nog
geen 6 cent voor elke euro die ze hun klanten schuldig zijn. In de
rechter kolom kun je zien, dat in 2010 die verhouding nog veel slechter
was. Toen hadden ze voor elke euro die ze hun klanten schuldig waren nog
geen 2 cent.
Het weinige geld dat de banken hebben dient zowel voor de betalingen
tussen banken, als ook om de klanten van contant geld te voorzien,
wanneer ze daarom vragen. En als de bank een keer niet genoeg geld
heeft, dan hebben de klanten simpelweg pech gehad.
Een banktegoed is een individuele overeenkomst tussen een bank en een
klant. Zolang de bank niet failliet is bepaalt ons banktegoed, samen met
ons contante geld, hoeveel wij te besteden hebben. De banktegoeden
hebben in de economie de functie van het geld grotendeels overgenomen.
(De meeste economen hebben geen financiële opleiding gehad en maken geen
onderscheid tussen geld en banktegoeden. Zij duiden de bedragen op onze
betaalrekeningen aan als 'geld in omloop'.)
Wanneer de lener een deel van zijn schuld aflost, vermindert zowel zijn
schuld als zijn banktegoed. Op deze manier verdwijnt het 'geleende'
bedrag weer.
Samenvatting
Tot zover hebben we gezien hoe bankiers ons voor de gek houden met
leningen. We lenen geen geld, maar ontvangen een banktegoed, oftewel een
erkenning, dat de bank ons het geld nog verschuldigd is. En ofschoon we
theoretisch het recht hebben ons tegoed op te eisen, heeft de bank maar
een piepklein deel van wat ze aan haar klanten verschuldigd is. De rest
van het geld bestaat niet.
Wanneer wij onze bank een betaalopdracht geven, verdwijnt een deel van
ons banktegoed en betaalt de bank het bedrag aan de bank van de
begunstigde. (Op z'n minst in theorie, in de praktijk vallen betalingen
over en weer grotendeels tegen elkaar weg.) De begunstigde ontvangt het
geld niet. Die ontvangt daarvoor in de plaats een tegoed van zijn eigen
bank.I
|