In de oppositie (1559–1566) 
Filips II benoemde in 1559 zijn halfzuster Margaretha van Parma tot
landvoogdes voor de Nederlanden. De feitelijke machthebber was echter
een vertrouweling van Filips, Antoine Perrenot de Granvelle als adviseur
van Margaretha, die in 1561 bovendien kardinaal en aartsbisschop van
Mechelen werd.
Er was ook een Geheime Raad waarin vertrouwelingen van Filips waren
opgenomen. Filips voerde strenge plakkaten voor de vervolging van de
protestanten in. Op het punt van het rijksbestuur streefde hij naar een
krachtig centraal gezag, ten koste van lokale privileges, waaronder
bijvoorbeeld de eigen belastingpolitiek van de Staten-Generaal. Vooral
de invoering van de Tiende Penning riep heel wat spanning en weerstand
onder de burgers op. De politiek inzake de religie en het landsbestuur
gaf ook spanning met de adel in de Nederlanden. Onder de hoge adel
kwamen onder anderen Filips van Montmorency, graaf van Horne, Lamoraal,
graaf van Egmont, en Willem van Oranje in verzet. Op 23 juli 1561
stuurden Lamoraal en Willem van Oranje een brief naar Filips II, omdat
ze zich als leden van de Raad van State gepasseerd voelden door het
voortdurend eigenmachtige optreden van Granvelle en als leden van de
Raad hun ontslag indienden. Filips van Montmorency, graaf van Horne,
bracht in november een antwoord terug, waarin stond dat Filips II met
Margaretha van Parma verbeteringen zou doornemen.
Op 11 maart 1563 stuurden prins Willem, Horne en Egmont een scherpe en
waarschuwende brief aan koning Filips II. Het resultaat van dergelijke
brieven was echter averechts. Het deed Filips II zich nog meer
vastbijten in zijn voorgestane intimidatiepolitiek.
De achterdocht van Filips II tegen prins Willem werd bovendien gevoed
door Willems huwelijk, na het overlijden van Anna van Egmont in 1558,
met Anna van Saksen, een nichtje van August, de lutherse keurvorst van
Saksen, op 25 augustus 1561 in Leipzig. Anna van Saksen was de dochter
van de overleden Maurits van Saksen en kleindochter van landgraaf Filips
I van Hessen, die overigens tegen het huwelijk was. Uit het oogpunt van
familiebelangen was dit huwelijk nauwkeurig overwogen. Door dit huwelijk
kreeg prins Willem belangrijke relaties onder de Duitse vorsten.
De Geheime Raad kreeg steeds meer invloed op de feitelijke gang van
zaken. De Raad van State werd als regeringscollege amper serieus
genomen. De prins protesteerde door van juni 1563 tot augustus 1564 uit
de vergaderingen van de Geheime Raad weg te blijven. Het vertrek van
Granvelle in maart 1564 bracht tijdelijk opluchting, maar het maakte ook
duidelijk dat de echte bron van Oranjes frustratie Filips II was. Najaar
van 1564 wendde de Raad van State zich opnieuw tot Filips over de
gevolgen van de gevoerde politiek. In de besluitvorming over de brief
aan de koning sprak prins Willem op 31 december 1564 een rede uit, de
zogenaamde 'Oudejaarsrede'. De rede behoort tot de hoogtepunten in de
Nederlandse geschiedenis, maar slechts delen zijn bewaard gebleven. In
deze urenlange rede voerde hij openlijk en duidelijk een pleidooi voor
gewetensvrijheid van de onderdanen. Lange tijd is hieruit door latere
geschiedschrijvers de volgende zin geciteerd: Ik kan niet goedkeuren dat
vorsten over het geweten van hun onderdanen willen heersen en hun de
vrijheid van geloof en godsdienst ontnemen. Dit is echter onvolledig,
want bijvoorbeeld Viglius noteerde dat hij had gezegd: En hoewel hij
[Willem van Oranje] zelf besloot te hechten aan de katholieke
godsdienst, kon het hem echter niet behagen, dat vorsten willen heersen
over het geweten van mensen en hun de vrijheid van geloof en godsdienst
ontnemen. Dat Willem hier zou hebben gezegd dat hij hechtte aan het
katholieke geloof, zou ongemakkelijk kunnen zijn voor Nederlandse
(protestantse) geschiedschrijvers, en het eerste zinsdeel wordt dan ook
nog steeds vaak weggelaten; feit blijft dat Willem van Oranje pas eind
1573 weer protestants werd.
Op 18 januari 1565 bracht Egmont de wens van de Raad van State over aan
Filips II. In de beruchte Brieven uit het bos van Segovia wees Filips
het verzoek van de Raad van State radicaal af. De plakkaten werden zelfs
verscherpt, mede naar aanleiding van de besluiten van het Concilie van
Trente dat de protestanten vervloekte in 126 'anathema's'. Jezuïeten,
onder leiding van hun tweede generaal-overste Diego Laínez, hadden veel
invloed op de uitkomst van het concilie.
Bovendien moesten de belastingmaatregelen zo nodig met geweld worden
ingevoerd. De centralisatie van de besluitvorming werd doorgedrukt. Het
conflict tussen Filips en prins Willem was een feit. De aanloop naar de
Opstand was begonnen. Op 25 december 1565 werd het Verbond der Edelen
opgericht. Willem wachtte de komst van Alva echter niet af. Hij vluchtte
in april 1567 met zijn gezin naar Duitsland, waarna markies Maximiliaan
van Hénin-Liétard op 17 juni 1567 benoemd werd tot stadhouder van
Holland, Zeeland en Utrecht en deze Willems functie als stadhouder dus
overnam. Alleen Willems 12-jarige zoon Filips Willem bleef achter in
Leuven, waar hij studeerde. Hij werd in 1568 afgevoerd naar Spanje, om
een goede katholieke opvoeding te krijgen. Willem zou hem nooit meer
terugzien. Margaretha trad af als landvoogdes uit protest tegen Alva,
die haar betrekkelijk verzoeningsgezinde beleid doorkruiste. Alva werd
vervolgens benoemd als haar opvolger. |