Strijd vanuit Duitsland (1567–1572)

Antwerpen
Op 13 maart 1567 vond bij Antwerpen de Slag bij Oosterweel plaats. Filips van Lannoy, heer van Beauvoir en kapitein van de lijfwacht van Margaretha van Parma, versloeg in deze slag een leger van de geuzen onder leiding van Jan van Marnix, heer van Toulouse. De overlevende gevangengenomen geuzen werden niet als krijgsgevangenen maar als ketterse rebellen beschouwd en als zodanig behandeld. Ze werden ter dood gebracht op het rad of aan de galg. Willem van Oranje, die onder meer burggraaf was van Antwerpen, weigerde zelf en verbood ook de Antwerpenaren om vanuit de stad de geuzen te hulp te komen. 

Dillenburg
Hij vertrok een maand later, op 15 april 1567, naar Dillenburg en hoewel hij van daaruit Alva zijn diensten aanbood, viel op 16 december in de Raad van Beroerten het besluit om ook Willem te vervolgen. De dagvaarding werd in januari 1568 openbaar gemaakt. Al de bezittingen van de Prins van Oranje in de Nederlanden werden verbeurd verklaard. Hij begon daarop vanuit Dillenburg in Duitsland met het werven van troepen en nam de wapens op tegen de hertog van Alva. Willem van Oranje rechtvaardigde zijn verzet tegen de koning en weersprak de beschuldiging en veroordeling door de Raad van Beroerten in de volgende documenten:   1  La justification du prince d'Oranges (de Verantwoordinge). Op het titelblad van dit document staat een       
  2  Bijbeltekst uit Psalm 37, De goddeloze beloert de rechtvaardige, en zoekt hem te doden. Maar de Heere
      laat   hem niet in diens handen vallen en houdt hem niet voor onrechtvaardig, ook al wordt hij geoordeeld
 (Psalm 37:32-33). Een Bijbeltekst die in verdedigingsgeschriften vaak voorkomt. 
  3 
Summarische Anzeige. Printzische Entschuldigung.

Lodewijk van Nassau-Siegen
Hierna lanceerde Oranje zijn eerste invasie in de Nederlanden. Zijn zwager Willem IV van den Bergh werd als eerste verslagen in de Slag bij Dalheim (25 april 1568). Op 25 mei 1568 leverde een legertje van Oranje, onder leiding van zijn broer Lodewijk, slag tegen de koningsgezinden onder leiding van de stadhouder van Groningen, Jan van Ligne, graaf van Arenberg in de Slag bij Heiligerlee. Het was een overwinning voor de opstandelingen, maar hier sneuvelde wel Willems broer Adolf. Alva wist het effect te neutraliseren door de onthoofding van Egmont en Horne op 6 juni 1568 op de markt in Brussel . Daarna ging het slecht met de krijgsverrichtingen van Oranje. Hij verloor in 1568 de Slag bij Jemmingen in het toen reeds volledig calvinistische Oost-Friesland. Ook in Brabant verloor hij de Slag bij Geldenaken tegen Alva op 22/23 oktober 1568. Alles bij elkaar leverde het jaar 1568 militair-strategisch winst op voor de Spanjaarden, en de financiële middelen van de prins waren eigenlijk uitgeput. 

Watergeuzen en calvinisten in Emden
Wel trachtte Willem in de volgende jaren, 1569-1571, slag te leveren, maar blijvende winst of opstand onder de bevolking leverde dit alles niet op. De door de prins verwachte steun vanuit Duitsland was ook zeer gering. Zijn hoop op steun van de hugenoten, die te lijden hadden onder de Spaanse interventie in de Hugenotenoorlogen in Frankrijk, bleek ijdel te zijn. Van een opstand onder de gewone bevolking in de Nederlanden was ook geen sprake. Wel ontving de prins enige steun van her en der verspreide en vervolgde calvinisten, hoewel hijzelf nog geen calvinist was. Dezen woonden in Emden (Oost-Friesland), Londen, Frankfurt, Straatsburg etc., waar vluchtelingengemeenten waren. Militaire steun kreeg de prins van de watergeuzen, wier bezittingen ook geconfisqueerd waren. Aan hen reikte hij kaperbrieven uit om Spaanse schepen te plunderen. 

Het lukte Oranje niet calvinisten direct te verenigen met de lutheranen onder de 'Augsburgse Confessie' van laatstgenoemden. Een dergelijk verbond had verschillende Duitse vorsten overstag doen gaan om bijstand te verlenen aan de strijd in de Nederlanden. De calvinisten waren al verdeeld in noordelijke 'rekkelijken' en zuidelijke 'preciezen', zoals ze decennia later zouden worden aangeduid. 'Bij de precieze Nederlandse calvinisten was er veel minder begrip of ontzag voor andersdenkenden.'  In de stad Emden waar veel ballingen zich verzamelden, verbleven ook 'spiritualisten' of 'libertijnen', waaronder Hendrik Niclaes en zijn sekte 'Huis der Liefde', waar over 'gewetensvrijheid' werd gedebatteerd en de vrijheid in politieke zin om met andersdenkenden naar oplossingen te mogen zoeken. Humanisten, kunstenaars (Pieter Brueghel) en schrijvers als Dirck Volckertsz. Coornhert (die een agent van Oranje werd), zijn met deze beweging en Oranje en diens kringen in verband gebracht.

Internationaal overleg
Onderhandelingen in Frankrijk in de zomer van 1571, met onder meer Francis Walsingham, de ambassadeur voor de Engelse koningin Elizabeth I, over een herverdeling van de Nederlanden na een gezamenlijke strijd, leverden niets op: Frankrijk zou Artesië en Vlaanderen krijgen, de Duitse vorst Oranje zou Brabant, Luxemburg en Gelderland toekomen en Holland en Zeeland aan Engeland toevallen. Er was geldgebrek. Het hele project zakte ten slotte roemloos in elkaar toen ook Alva ervan kennisnam. De enige hoop was nog dat Frankrijk de opstand zou steunen. 

Agenten van Oranje
Niet het geloof, maar de economie bracht de Nederlandse bevolking uiteindelijk eind 1571, begin 1572 in beweging. Op een gegeven moment sloten veel kooplieden zelfs liever hun winkels en kantoren, dan tien procent belasting (tiende penning) te betalen: stakingsacties. Zonder een definitief akkoord met de Staten-Generaal, ging Alva op 31 juli 1571 over tot invoering van de tiende en twintigste penning (vijf procent belasting). Oranje wist toen uit calvinistische, lutherse en katholieke edelen, lokale en gewestelijke bestuurders en middenstanders agenten te rekruteren, die opereerden tussen Dillenburg en de plaatsen waar veel ballingen zaten (zoals Emden). Edelen waren gemotiveerd, omdat ze sinds het ondertekenen in 1566 van het 'Compromis' en de komst van Alva als vogelvrij golden; bestuurders konden een hele reeks maatregelen (verscherpte geloofsvervolging, fiscale maatregelen, inkwartiering van veeleisende soldaten enz.) niet meer bij de bevolking rechtvaardigen; burgers leden onder geloofsvervolging en belastingmaatregelen. Er werd gevreesd voor vergaande knechting en verarming van de Nederlanden.

Vader des vaderlands
Oranje kreeg een Latijnse tekst met advies in handen van de in Duisburg werkzame Nederlandse schoolmeester Hendrik Geldorpius, met de datering 17 april 1571, waarin hij voor het eerst met het klassieke epitheton pater patriae (vader des vaderlands) werd aangeduid. De tekst werd in 1574 gedrukt onder de titel Belgicae liberandae ab Hispanis Hypodeixis.

Wilhelmus
Eind 1571, begin 1572 werd het Wilhelmus geschreven, dat spoedig het lijflied van grote groepen opstandige Nederlanders zou worden. De tekstschrijver is niet bekend, maar volgens Willems biograaf Van Stipriaan weerspiegelt het lied de delicate positie van Willem van Oranje. Katholieken worden er bijvoorbeeld niet in beschimpt. Volgens Van Stipriaan moet het daarom zijn geschreven met medeweten en goedvinden van Willem van Oranje zelf.