Verdienmodellen in de commerciële zorg
Binnenlopen met bejaarden
Teruglezen 17 april 2024 – De commerciële huisartsenketen Co-Med lijkt
alweer failliet te gaan. Niet alleen huisartsen, ook GGZ-instellingen,
tandartsen, woonzorgcentra en nog veel meer worden in Nederland
opgekocht door private equity en andere commerciële partijen. Wat doet
dat met de zorg?
Mirjam de Rijk
5 april 2023 – verschenen in nr. 14
‘Een nog geweldiger beleving voor zowel de zorgverlener als de cliënt.’‘Nooit
eerder in de geschiedenis investeerde een bedrijf zoveel om de problemen
voor ouderen, hun dierbaren en hun verzorgers op te lossen.’
‘Goed nieuws! hsk en Mentaal Beter bundelen hun krachten om de mentale
gezondheid van Nederland op een nog hoger plan te brengen.’
Afgaande op de persberichten en sites van grote investeerders is het een
feest voor de samenleving als zij zorginstellingen opkopen. En dat
opkopen gebeurt de laatste jaren in rap tempo. Huisartsen, de ggz, de
ouderenzorg, fysiotherapiepraktijken, tandartsen: steeds vaker komen
zorgverleners in handen van private equity en internationale
beursgenoteerde bedrijven. Als patiënt of cliënt heb je er vaak geen
weet van, want de naam op de gevel wordt bewust niet veranderd. Het
eigendom daarentegen wel en dat heeft grote maatschappelijke gevolgen.
In 2021 kochten investeerders in Nederland voor 2,7 miljard euro aan
zorgorganisaties op en in 2022 voor 2,5 miljard euro, blijkt uit de
cijfers van adviesbureau Deloitte. De kopers zijn vaker grote
internationale partijen en bij twee derde van de overnames was de koper
een private equity-bedrijf. Deloitte houdt alleen de overnames bij van
minstens vijf miljoen euro, dus in werkelijkheid zijn de totalen hoger.
Veel huisartsenpraktijken, fysiotherapeuten en psychologen gaan namelijk
voor minder dan vijf miljoen over de toonbank.
Dat de belangstelling van private equity-partijen voor de zorg zo
toeneemt, komt volgens Matthijs van Thiel de Vries van Deloitte vooral
doordat er ‘heel veel geld is bij die partijen’. Bovendien was geld
lenen tot voor kort vrijwel gratis. En investeerders hébben niet alleen
veel geld, ze lenen vooral ook heel veel geld: overnames zijn vaak voor
minstens de helft gefinancierd met leningen. ‘Gezondheidszorg is een
aantrekkelijke investering met weinig risico’, concludeert Van Thiel de
Vries. ‘De vraag naar zorg neemt alleen maar toe.’
Ook nu de rente stijgt zal het opkopen niet snel verminderen, verwacht
hij, want veel kopers hebben hun financiering al vooruit geregeld.
Bureaus als Deloitte die deze overnames begeleiden – het bureau noemt
zichzelf ‘onbetwist marktleider in transacties in de zorg’ – varen er
wel bij. Naast een vast bedrag krijgen zij een percentage van de
overnamesom.
Van oudsher zijn zorgaanbieders in Nederland instellingen zonder
winstoogmerk (vaak stichtingen) of zelfstandige zorgverleners
(huisartsen, fysiotherapeuten, tandartsen). Die laatsten maken weliswaar
winst, maar dat is in feite loon. Dat verandert radicaal met de komst
van private equity-partijen en beursgenoteerde bedrijven; zij hebben
winst als expliciet doel.
Private equity-bedrijven kopen met vermogen van kapitaalbezitters –
particulieren, verzekeraars, pensioenfondsen – en met leningen.
Beursgenoteerde bedrijven financieren overnames vaak via aandelen.
Private equity-bedrijven staan ook wel bekend als
‘sprinkhaankapitalisten’, omdat ze snel geld willen verdienen en hun
prooi vervolgens weer van de hand doen. Het verschil met beursgenoteerde
bedrijven is echter minder groot dan vaak wordt gedacht. Ook die doen
aan kopen-en-weer-verkopen, en beide streven ze naar snelle groei en
hoge rendementen.
Hoe deze investeerders geld verdienen aan de Nederlandse
gezondheidszorg, verschilt per sector. Een rondgang legt elf
verdienmodellen bloot, waarbij regelmatig langs de randen van de wet
gezeild wordt. Ook wordt duidelijk dat er weinig over is van het adagium
dat er op de zorg geen winst gemaakt mag worden.
1: De krenten uit de pap
De geestelijke gezondheidszorg is misschien niet de eerste sector
waaraan je zou denken als het gaat om winstgevendheid. Hoe valt er nou
te verdienen aan de ggz? Toch is juist hier private equity aan een
opmars bezig. Een van Nederlands grootste ggz-ketens, Mentaal Beter,
werd twee jaar geleden opgekocht door Apax. Dit private equity-bedrijf
heeft een totaal aan wereldwijd geïnvesteerd kapitaal van vier miljard
euro en is in Nederland ook eigenaar van Opdidakt, AlleskITs,
Vitalmindz, De Gezonde Zaak en de hsk-groep. Deels gaat het hier om ggz
en jeugdzorg, deels om arbodiensten.
Apax betaalde voor Mentaal Beter 190 miljoen euro. De formule waarmee ze
deze investering terugverdienen is simpel. De investeerders richten zich
op de ‘lichte’ ggz-zorg, en bieden die vaak digitaal aan. Daardoor zijn
niet alleen weinig gebouwen nodig, het levert relatief ook hoge
vergoedingen op voor relatief goedkope behandelingen die worden
bekostigd door zorgverzekeraars en gemeenten. De ggz-aanbieder Mindler
van een Zweedse investeringsmaatschappij werkt zelfs alleen maar met
digitale psychologen. Het bedrijf betrad in 2019 de Nederlandse markt en
deed zeker in coronatijd goede zaken.
Zo blijft de zwaardere en duurdere ggz-zorg over voor de oorspronkelijke
ggz-organisaties, vaak stichtingen zonder winstoogmerk. Dit zogeheten
‘cherry picking’ is een belangrijke veroorzaker van de wachtlijsten in
de ggz, constateerde de Rekenkamer in 2020. Investeerders vissen de
lucratieve krenten uit de pap en de mensen die de meeste zorg nodig
hebben, belanden op eindeloze wachtlijsten.
Tot voor kort konden exploitanten van ggz-zorg ook veel verdienen met
wat in jargon ‘dbc-upcoding’ heet: het aantal behandelingen zó uitkienen
dat je in een fors hogere vergoedingsklasse komt, en vervolgens de
behandeling stoppen. Daar heeft het ministerie inmiddels een stokje voor
gestoken: sinds begin vorig jaar is er een ander vergoedingensysteem
waarin ‘upcoding’ veel minder loont.
2: Hoge huren
Tien jaar geleden besloot het kabinet-Rutte II om de bejaarden- en
verzorgingshuizen zoetjesaan te gaan sluiten, en verpleeghuizen alleen
nog te reserveren voor zeer hulpbehoevende ouderen. ‘U vindt dat toch
veel fijner, en trouwens: voor ons is het veel goedkoper’, was de
kenmerkende boodschap. Ouderen zouden voortaan zo lang mogelijk thuis
blijven wonen, met zorg aan huis.
Daarmee lag het veld open voor commerciële exploitanten. Want lang niet
iedereen kan of wil thuis blijven wonen (traplopen, eenzaamheid), en
voor zorgverleners is het ook best onhandig om al die aparte woningen af
te reizen. Dus verrezen er al gauw overal particuliere
‘woonlandschappen’, ‘zorgsuites’ en andere woon-zorgcomplexen – soms in
het gebouw dat voorheen het verzorgingstehuis was. Dat was ook precies
de bedoeling van het kabinet: de markt de ruimte geven. Minister Blok
van Wonen reisde niet voor niets internationale vastgoedbeurzen af om
grote beleggers naar Nederland te lokken.
Het verdienmodel van de commerciële woon-zorgcomplexen is eenvoudig:
hoge huren en servicekosten vragen voor de woningen, en de zorg
overlaten aan de plaatselijke huisarts, thuiszorg en andere
zorgverleners. Tenzij er ook aan de zorgvergoeding goed te verdienen is
(zie verdienmodel 3).
Niet alleen private equity en grote beleggers sprongen trouwens in het
gat, maar ook goedbedoelende kleine zorgondernemers. Gemeenten gaven hun
graag korting op het vastgoed, want wie is er niet dol op
maatschappelijke ondernemers? Inmiddels zijn veel van die initiatieven
opgekocht door grote investeringsmaatschappijen, vooral vanwege het
waardevolle vastgoed.
Winst maken op zorg-met-verblijf (intramuraal) is in Nederland verboden,
maar in de woon-zorgcomplexen wonen de mensen officieel ‘thuis’. Dan
geldt het winstverbod niet en dus bepaalt de verhuurder de prijs. Een
appartement in een particulier woon-zorgcomplex kost per maand al gauw
2000 euro aan huur en servicekosten, oplopend tot 6000 euro of meer. Wie
dat niet kan betalen, moet alsnog thuis blijven wonen, hoe
‘zorgongeschikt’ dat huis ook is.
Gré Wiskerke is directeur-bestuurder van Leyhoeve Zorg BV, met
woon-zorgcomplexen in Tilburg en Groningen. Dat alleen de beter
bedeelden in de Leyhoeve kunnen wonen, vindt ze ‘wel een punt’. ‘Maar de
tweedeling in de maatschappij is er nu eenmaal.’
Veel commerciële zorgexploitanten zijn gevestigd in landen die
belastingontwijking faciliterenLeyhoeve
Zorg levert de zorg aan de huurders van de appartementen van Leyhoeve
Vastgoed BV. Beide bv’s zijn eigendom van de Amerikaanse
investeringsmaatschappij Heitman. De opening in 2016, toen de Leyhoeve
nog niet was opgekocht door Heitman, werd opgeluisterd door een zeer
enthousiaste staatssecretaris Martin van Rijn (PvdA), die verzekerde dat
‘iedereen’ hier terechtkon.
Heitman is in Nederland een relatief kleine speler; veel groter zijn
Orpea en Korian, twee Franse beursgenoteerde ondernemingen met beide een
omzet van zo’n vier miljard euro. Orpea, Europees marktleider in de
commerciële ouderenzorg, heeft in Nederland inmiddels zo’n 120
complexen; de meesten zijn bekend onder de naam Dagelijks leven. Korian
heeft er zo’n vijftig.
Voor investeerders is de Nederlandse ouderenzorg een groeimarkt. Er valt
hier namelijk nog een wereld te winnen. In Groot-Brittannië bijvoorbeeld
privatiseerde premier Thatcher de ouderenzorg al in de jaren tachtig.
Daar is bijna tachtig procent van de ouderenzorg commercieel. In
Nederland is dat nog maar vijftien procent.
Ook de zorgverzekeraars beleggen trouwens in commerciële
woon-zorgcentra. Zij hebben miljarden euro’s aan reserves en dat geld
moet worden belegd. De vastgoedpoot van Syntrus Achmea kocht vorig jaar
32 woon-zorgcomplexen van Orpea.
Orpea hard onderuit
Begin vorig jaar verscheen in Frankrijk het boek Les fossoyeurs, ‘De
doodgravers’, over hoe ouderen in huizen van Orpea worden verwaarloosd.
Vanaf dat moment ging het hard. Want Orpea bleek niet alleen ouderen te
verwaarlozen, het heeft zich ook onder valse voorwendselen overladen met
schuld – 9,5 miljard euro – om alle nieuwe aankopen te betalen.
Waaronder de 120 woon-zorgcomplexen in Nederland. Het aandeel, ooit 150
euro waard, kelderde naar bijna nul.
Jan Willem Goudriaan van de Europese vakbond voor Zorg en Welzijn die
Orpea nauwlettend volgt, is verbaasd dat het schandaal in Nederland zo
weinig aandacht kreeg. Het zal ermee te maken hebben dat de
woon-zorgcomplexen van Orpea hier nauwelijks bekend zijn onder die naam.
De onderneming gebruikt hier voor haar huizen de namen Dagelijks Leven
en September. Orpea is ook eigenaar van thuiszorgorganisatie Allerzorg.
In België gaan tien Orpea-complexen dicht, maar de Nederlandse tak van
Orpea komt voorlopig met de schrik vrij. Want net als banken die in
financiële nood zijn, is het bedrijf too big to fail: de Franse overheid
kan het niet laten gebeuren dat 85.000 ouderen op straat komen te staan.
cdc, het investeringsbedrijf van de Franse staat, neemt samen met enkele
andere investeerders Orpea over. Het nieuwe consortium gaat flink
snoeien, maar Nederland wordt als groeiparel gezien: prachtig vastgoed
en mooie zorgvergoedingen als je de klanten zorgvuldig selecteert. Orpea
heeft inmiddels toestemming van de Autoriteit Consument en Markt om ook
de woon-zorgorganisaties Thuismakers en Compartijn over te nemen.
3: Licht dementen
Als je het goed uitkient, valt ook aan de ouderenzorg zelf goed te
verdienen. De krenten in de pap zijn hier de licht dementen. Een
zorgorganisatie krijgt ruim 7500 euro per maand van de overheid voor
iemand met dementie, als diegene thuis woont. Dus ook in het
woon-zorgcomplex, want dat is officieel ‘thuis’. ‘Als je alleen de licht
dementen toelaat en die mensen wonen ook nog eens efficiënt bij elkaar
in hetzelfde gebouw, kun je daar heel goed aan verdienen’, zegt een
ingewijde. De exploitant van het woon-zorgcomplex int in dit geval de
zorgvergoeding (van de overheid) én de huur-plus-servicekosten (van de
bewoner). Ook hier geldt het winstverbod niet, het gaat immers om
officieel zelfstandig wonenden. Het traditionele verpleeghuis houdt op
deze manier alleen de zwaarste en minst ‘rendabele’ hulpbehoevenden
over.
De commerciële zorgbedrijven trekken ook personeel weg bij de
niet-commerciële zorginstellingen, constateert Bert de Haas,
fnv-bestuurder Zorg. ‘Op zich zou je als bond blij moeten zijn wanneer
mensen beter betaald krijgen en minder zwaar werk hoeven doen, maar het
effect is vooral dat het werk in de niet-commerciële zorginstellingen
alleen maar zwaarder wordt en de budgetten daar nog meer knellen.’
Opmerkelijk is dat Argonaut, het bedrijf dat beslist (officieel:
adviseert) over het wel of niet afgeven van een indicatie voor de Wet
langdurige zorg – en daarmee over de vraag of er recht is op een hogere
zorgvergoeding – via een kerstboompje aan bv’s eigendom is van private
equity-maatschappij Bain Capital (totaal beheerd vermogen: 160 miljard
dollar).
De opmars van grote, rendement zoekende investeerders in de ouderenzorg
is een internationale trend. Caring for profit heet het rapport dat het
European Network of Corporate Observatories (enco) maakte over de
vercommercialisering van de gezondheidszorg in Europa. ‘Commodificatie’
noemt enco het: het tot handelswaar maken van de zorg. Investigate
Europe, een samenwerkingsverband van onderzoeksjournalisten,
inventariseerde in 2021 hoe commerciële partijen in Europa de
ouderenzorg overnemen. Vooral in Spanje en Engeland gaat het hard; in
beide landen is zo’n tachtig procent commercieel.
Maar er is ook een tegenbeweging. In Schotland werkte de regering van
premier Sturgeon aan de oprichting van een National Care Service, zodat
wonen en zorg voor ouderen in publieke handen komt. In Noorwegen werkt
een regeringscommissie aan voorstellen voor het decommercialiseren van
de ouderenzorg.
Zo ver is het in Nederland nog niet. Het kabinetsprogramma Wonen en Zorg
voor Ouderen dat onlangs het licht zag, problematiseert op geen enkele
manier de hoge huren in de commerciële woon-zorgcomplexen en de rol van
private equity en beleggers. De 290.000 ouderenwoningen die er volgens
het kabinet vóór 2030 bij moeten komen, zullen vooral door de markt
worden gerealiseerd en geëxploiteerd. En of de wetgeving rond maximale
huurprijzen van minister De Jonge soelaas biedt voor ouderen is nog maar
de vraag, want voor ‘zorgwoningen’ mogen verhuurders veel meer rekenen.
4: Onderbetaling personeel
Ook gezelschap en ondersteuning voor ouderen die daadwerkelijk nog
thuis wonen, blijkt een goed verdienmodel voor grote investeerders. Neem
het wereldwijd opererende HomeInstead, dat in Nederland 43 vestigingen
heeft en thuiswonende ouderen en andere zorgbehoevenden voorziet van
‘caregivers’: voor een praatje, kleine huishoudelijke werkzaamheden,
even samen naar buiten. HomeInstead is een van de vele commerciële
bedrijven die in dit zorggat zijn gesprongen. Het verdienmodel bestaat
vooral uit het onderbetalen van medewerkers. De organisatie krijgt voor
een uur zorg een vergoeding van vijftig euro of meer (van de overheid,
de zorgverzekeraar of rechtstreeks van de cliënt als deze geen indicatie
heeft). De caregivers krijgen daarvan echter slechts 13,34 euro bruto
per uur. De winst is voor HomeInstead en voor de franchisenemer
(HomeInstead werkt met franchises). Het bedrijf, een van oorsprong
Amerikaanse Holding, is officieel gevestigd in Zwitserland en heeft
wereldwijd 65.000 caregivers, van China tot Australië.
5: Belastingontwijking en -ontduiking
Opvallend is hoeveel commerciële zorgexploitanten, vaak via een
ingenieus netwerk van verschillende identiteiten, gevestigd zijn in
landen die bekendstaan als facilitator van belastingontwijking en
-ontduiking. Heitman, het Amerikaanse investeringsbedrijf dat de
Leyhoeve exploiteert, is bijvoorbeeld gevestigd in Luxemburg. Net als de
ietwat obscuur klinkende Central & Eastern Europe Care Services Holding,
voor honderd procent dochter van Orpea, die de woon-zorgcomplexen in
Nederland exploiteert. Orpea heeft veertig verschillende entiteiten in
Luxemburg geregistreerd, en 37 daarvan zijn nooit vermeld in
jaarverslagen of andere publicaties. Dat ontdekte Cictar, een
Australische onderzoeksgroep gespecialiseerd in belastinggedrag en
corruptie van grote bedrijven. ‘Als ergens tien bv’s of meer omheen
hangen, weet je als accountant eigenlijk al dat er iets mis is’,
waarschuwt Dick de Waard, voormalig accountant en inmiddels hoogleraar
accountancy in Groningen.
6: Ik ben slechts onderaannemer
Bergman Clinics, DC-klinieken, Equipe: ‘zelfstandige behandelcentra’
(zbc’s) zijn misschien wel de bekendste vorm van commerciële
zorgverleners. Deze zbc’s doen net als de commerciële ggz-instellingen
alleen de relatief makkelijke behandelingen, het stukgoed:
heupoperaties, staaroperaties, scans. Behandelingen waarvoor geen dure
afdelingen als een intensive care nodig zijn en waarvoor de
zorgverzekeraars wel een hoge vergoeding betalen. Officieel mogen
organisaties die medisch-specialistische zorg leveren geen winst maken,
maar daar hebben de zbc’s een eenvoudige oplossing voor: hun
specialisten zijn ‘onderaannemers’, en voor onderaannemers geldt het
winstverbod niet.
De Zweedse investeringsmaatschappij Triton betaalde twee jaar geleden
honderden miljoenen voor een meerderheidsbelang in Bergman Clinics. De
totale waarde van Bergman Clinics werd op dat moment geschat op minstens
750 miljoen euro.
7: Eén huisarts op 10.000 patiënten.
Investeerders azen ook op huisartspraktijken. Onder de naam
Co-med, Co-dokters en tot voor kort Quin kopen ze huisartspraktijken op.
De verdienformule: zo veel mogelijk patiëntenvragen digitaal afhandelen,
waardoor je uiteindelijk nog maar één huisarts nodig hebt op tienduizend
patiënten, terwijl het normaliter ongeveer één op tweeduizend is. En
aangezien je van de zorgverzekeraars een vast bedrag per patiënt krijgt,
schiet dat lekker op. ‘Kralen rijgen’ wordt het stuk-voor-stuk opkopen
van praktijken genoemd.
De niet op winst gerichte instellingen houden alleen de ingewikkelder
behandelingen overDe
landelijke huisartsenvereniging (lhv) heeft de ontwikkeling een tijdlang
enigszins gelaten over zich heen laten komen, gevoelig voor het argument
van investeerders dat het allemaal bedoeld was om het huisartsentekort
te helpen oplossen. Inmiddels is de lhv kritischer. ‘We horen steeds
vaker dat gewone huisartsen overboden worden door een private
equity-maatschappij, dat het helemaal niet om praktijken gaat waarvoor
geen huisarts te vinden is’, zegt bestuurslid Hilly ter Veer. Bovendien,
het typische van huisartszorg is dat ze kleinschalig en dichtbij is en
dat is nou net wat de opkopers onderuithalen. De Inspectie en de
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hebben een onderzoek ingesteld naar de
kwaliteit, toegankelijkheid en bereikbaarheid van de commerciële
huisartsketens.
Een van de bekendste kralenrijgers, Quin, heeft de praktijken weer
verkocht na een storm van negatieve publiciteit over onbereikbaarheid,
gebrek aan artsen en slechte zorg. En dat terwijl de huidige minister
van sociale zaken, Karien van Gennip, in 2021 (ze was toen directeur van
zorgverzekeraar vgz) nog zo enthousiast was over deze disruptor. Quin.
Samen met Quin-oprichter Bart Malenstein trad ze op in een podcast van
Business Insider. Malenstein richt zich inmiddels met Quin louter op
digitale zorg: het afhandelen van klachten via een app.
8: Koppelverkoop
Stel dat je de producent bent van orthopedische hulpmiddelen als braces
en aangepaste schoenen. Het Duitse Ottobock bijvoorbeeld, met een
jaaromzet van meer dan een miljard euro. Wat is er dan mooier dan dat je
ook de adviseurs opkoopt die patiënten advies geven over de aanschaf van
die hulpmiddelen? Ottobock, deels eigendom van een Zweedse
investeringsmaatschappij, kocht vorig jaar het Nederlandse Livit, dat
via honderden spreekuurlocaties patiënten adviseert over de aanschaf van
hulpmiddelen. Hetzelfde gebeurde met Proreva, een andere Nederlandse
organisatie voor advies op het gebied van hulpmiddelen: Proreva werd
vorig jaar opgekocht door het beursgenoteerde IJslandse bedrijf Össur,
dat medische hulpmiddelen produceert (omzet 666 miljoen per jaar).
Mark van Houdenhoven, directeur van de Maartenskliniek in Nijmegen,
verbaast zich erover dat dit soort ‘verticale integratie’ tot nu toe
nauwelijks discussie oproept. Niet bij de politiek, niet bij de
zorgverzekeraars, niet bij patiënten. Terwijl de onafhankelijkheid van
de adviseurs in gevaar komt én de zorgkosten toenemen als mensen onnodig
dure hulpmiddelen aangesmeerd krijgen.
Over onafhankelijkheid gesproken. Begin 2022 namen zes medisch
microbiologen ontslag toen hun lab (pamm, pathologie en medische
microbiologie), dat diagnostiek doet voor Brabantse ziekenhuizen,
overgenomen werd door een Luxemburgse multinational Eurofins. De
microbiologen vreesden voor hun medische onafhankelijkheid en zegden hun
baan op.
9: Personeelsgebrek
De krapte aan personeel in de zorg is een goudmijn voor
bemiddelingsbureaus, uitzendbureaus en detacheerders. Zij leveren
zorgverleners aan zorgorganisaties. Dergelijke bureaus vragen honderd
procent of meer bovenop de beloning van degene die via hen wordt
uitgeleend. Een zorgverlener, officieel zzp’er, die via de bemiddelaar
bijvoorbeeld 90 euro per uur kost, krijgt daarvan hooguit de helft, de
rest gaat naar het bemiddelingsbureau. Op het eerste gezicht lijkt dit
op het verdienmodel van HomeInstead, maar anders dan bij de caregivers
krijgen de zorgverleners in dit geval normaal betaald. Het is de
inhurende zorginstelling die op de blaren zit en veel meer geld kwijt is
dan voor vast personeel. Jaarlijks wordt zo’n drie miljard euro aan
zorggeld verdeeld via bemiddelings-, detacherings- en uitzendbureaus. En
inderdaad, veel daarvan zijn in handen van grote investeerders.
10: ‘Buy, build, sell’
Wie in de tandartsstoel plaatsneemt, zal het zich meestal niet
realiseren, maar gerede kans dat de praktijk afgelopen jaren in handen
is gekomen van een private equity-firma. Vaak behouden de praktijken hun
oorspronkelijke naam, maar ergens op de site is meestal wel te vinden
dat ze onderdeel zijn van ketens als TopMondzorg, Dental Clinics, Ivory
Ivory of Adent (allemaal eigendom van het Noorse Nordic Capital), van
Colosseum Dental (van een Zwitsers private equity-bedrijf) of een van de
anderen. ‘Buy, build, sell’ heet het verdienmodel in de mondzorg.
Het opkopen en weer doorverkopen bestaat grofweg uit twee fases: eerst
worden individuele tandartspraktijken opgekocht, soms door een
ondernemende tandarts, zodat er een kleine keten ontstaat. De kleine
keten wordt vervolgens weer doorverkocht aan een grote keten van een
private equity-fonds. Hoe groter de keten, hoe meer een ‘tandartsstoel’
bij doorverkoop oplevert (waarbij het vanzelfsprekend niet letterlijk om
de stoel gaat).
Om een idee te geven: een tandartsstoel van een ‘eenpitter’ levert bij
verkoop pakweg anderhalf keer de bruto jaarwinst op (de winst vóór
aftrek van financieringskosten, belasting en afschrijvingen). Maar maakt
de stoel deel uit van een grote keten, dan krijg je voor dezelfde stoel
bij doorverkoop acht keer de bruto jaarwinst. Hoe groter de keten, hoe
makkelijker het is om voor zo’n overname geld te lenen, vertelt Matthijs
Thiel de Vries van Deloitte. Banken hebben nu eenmaal veel vertrouwen in
grotere bedrijven. ‘Ik zit al aan m’n derde eigenaar’, lacht
implantoloog Jeroen Pepplinkhuizen, die zijn praktijk tien jaar geleden
verkocht en er daarna is blijven werken. De praktijk is inmiddels van
Colosseum Dental Group, ‘de grootste dentale serviceorganisatie van de
wereld’ (aldus de site) met achthonderd tandartspraktijken in twaalf
landen, waaronder veel in de VS.
‘Het is een puur piramidespel’, vindt tandarts Vincent Guicherit uit
Gorinchem. De hoge overnamesommen zijn nooit terug te verdienen met
behandelingen, maar alleen door weer door te verkopen. ‘En dat houdt een
keer op. Het is een soort minen, op het juiste moment in- en
uitstappen.’ In de tussentijd voeren de ketens de omzet per patiënt op,
en daarmee de zorgkosten. Kleine tandartspraktijken zetten jaarlijks
zo’n 250 euro om per patiënt, grote ketens 350 euro per patiënt, blijkt
uit cijfers van het cbs. De patiënt, mits aanvullend verzekerd, merkt
het niet direct maar de premie stijgt wel. In de mondzorg in Nederland
wordt jaarlijks zo’n drie miljard euro omgezet en dat bedrag neemt snel
toe.
De ketens hebben inmiddels een stevige vinger in de pap bij de knmt, de
beroepsvereniging van tandartsen – de voorzitter is een tandarts die
zijn praktijk aan een keten verkocht. Als tegenwicht hebben tandartsen
inmiddels een brancheorganisatie van ‘onafhankelijke en ketenvrije’
tandartsen opgericht. Ondanks de lobbyinspanningen van de knmt wordt de
Tweede Kamer kritischer over de rol van de grote commerciële ketens.
Want de tandarts zou net als de huisarts de ‘poortwachter’ moeten zijn
om te zorgen dat alleen wordt doorverwezen als het echt noodzakelijk is,
maar dat is een lege huls als de tandarts en de specialistische zorg in
dezelfde handen zijn.
11: ICT
Je hoeft niet per se zelf de zorgorganisatie te bezitten om er toch veel
aan te verdienen. Een toenemend deel van de zorgkosten wordt besteed aan
informatietechnologie en administratieve systemen.
Neem Zorgdomein, het verwijssysteem waarmee tachtigduizend zorgverleners
werken. Zorgdomein kwam vier jaar geleden in handen van een Amerikaanse
vermogensbeheerder, die de aandelen vorig jaar weer doorverkocht aan de
Rabobank. Voor iedere verwijzing betaalt degene naar wie wordt verwezen
een bedrag aan de Rabobank. Ziekenhuizen zijn er veel geld aan kwijt.
‘Het is een soort virtuele tolweg, in private handen’, vindt Mark van
Houdenhoven, naast ceo van de Maartenskliniek ook hoogleraar economische
bedrijfsvoering van de gezondheidszorg in Nijmegen. Het beheren van dit
soort essentiële digitale infrastructuur zou een basistaak van de
overheid moeten zijn, vindt hij. ‘Het is immers een soort
nutsvoorziening.’
Het palet aan verdienmodellen levert al met al een even groot palet aan
problemen voor de samenleving op. De opmars van commerciële partijen
stuwt met extra behandelingen en hoge vergoedingen de kosten van de zorg
omhoog. Miljarden aan zorggeld, publiek geld, vloeien naar private
equity-bedrijven en beleggers, de winst moet ergens van betaald worden.
De niet op winst gerichte instellingen komen in de problemen doordat zij
alleen de ingewikkelder behandelingen en de zwaardere patiënten en
cliënten overhouden. De commerciëlen trekken personeel weg bij de andere
instellingen. Bovendien geldt de ijzeren wetmatigheid dat naarmate er
een groter deel van de koek (het totale budget dat er in Nederland is
voor de zorg) naar kapitaalverschaffers gaat, er een kleiner stuk van de
koek overblijft voor het personeel. De commerciële ouderenzorg en
commerciële ouderenhuisvesting versterkt de segregatie tussen rijke en
arme ouderen. De zorg wordt met de intrede van grote financiële spelers
ook steeds afhankelijker van ontwikkelingen in ‘de financiële markten’:
de rente, de aandelenkoersen, of aantrekkelijke rendementen die elders
gloren. Durfkapitalisten kunnen hun bezit zomaar weer van de hand doen
als de opbrengsten door bijvoorbeeld veranderde regelgeving tegenvallen,
of als er elders meer te verdienen valt.
En dan is er nog de sluipende, subtiele, maar o zo funeste invloed die
commercialisering heeft op de mensen die in de zorg werken. ‘Ik heb het
bij mezelf gezien’, vertelt iemand die is overgestapt van de reguliere
naar de commerciële zorg. ‘Ik was altijd gericht op de beste zorg, maar
toen er een aanbod kwam van een commerciële partij waar ik twee of drie
keer zoveel kon verdienen, heb ik het toch gedaan. En dan is je
belangrijkste doel plots niet meer de beste zorg verlenen, maar zo snel
mogelijk groei realiseren. Bij zo’n commercieel bedrijf wordt je brein
echt anders.’
Winst en zorg
Winst maken is in een groot deel van de Nederlandse zorg verboden.
Of eigenlijk winst uitkeren; er mag wel rendement gemaakt worden, maar
het geld moet in de organisatie blijven. Zorgverleners die van oudsher
zelfstandig ondernemer zijn, zoals huisartsen, zijn hiervan
uitgezonderd. Het winstverbod geldt in ieder geval voor instellingen die
‘zorg-met-verblijf’ verlenen en instellingen voor
medisch-specialistische zorg. Althans, zo staat het in de wet. Maar voor
beide categorieën is winst maken tóch wettelijk mogelijk: bij de medisch
specialisten doordat onderaannemerschap niet onder de wet valt en bij de
intramurale ouderenzorg doordat mensen officieel ‘thuis’ wonen.
Zorginstellingen vallen ook onder de Wet normering topinkomens (Wnt),
maar die wordt massaal omzeild. Dat is kinderlijk eenvoudig, vertelt een
ingewijde. ‘Binnen de zorg-bv laatje
je keurig uitbetalen volgens de Wnt, maar daarbovenop krijg je inkomsten
uit de vastgoed- bv en allerlei andere bv’s die eromheen hangen. Dan
verdien je in de praktijk zo twee of drie keer zoveel.’
In 2014 wilde zorgminister Edith Schippers het winstverbod helemaal
afschaffen, maar onder maatschappelijke druk werd dat wetsvoorstel vijf
jaar later ingetrokken. Inmiddels is de Wet integere bedrijfsvoering
zorg (Wibz) in de maak en die maakt het mogelijk om in te grijpen als
winst leidt tot ‘risico’s voor kwaliteit, betaalbaarheid en
toegankelijkheid’. Maar of de wet erdoorkomt is de vraag. Tijdens de
internetconsultatie over het concept, eind vorig jaar, klommen de
tegenstanders massaal in de pen: de Zelfstandige Klinieken Nederland, de
bestuurders in de zorg, de toezichthouders. Hierbij ondersteund door een
hele rits advocatenkantoren. De brancheorganisatie van toezichthouders
in de zorg pleit er zelfs voor om het hele winstverbod af te schaffen.
Verzet op hoge poten, terwijl de nieuwe wet eigenlijk boterzacht is.
Want bewijs maar eens dat de winst ten koste gaat van kwaliteit,
betaalbaarheid en toegankelijkheid. Verder laat de conceptwet twee van
de grootste verdienmodellen ongemoeid; ze geldt niet voor de exploitatie
van het vastgoed door gelieerde bv’s en ook de handel in
zorgorganisaties, het opkopen en met veel winst doorverkopen, valt niet
onder de wet.
Een nieuwe wet heeft bovendien weinig effect als het toezicht hapert. De
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is sinds vorig jaar verantwoordelijk
voor het toezicht op het winstverbod. Maar de NZa kijkt naar de
zorginstellingen zelf, niet naar alle bv’s die eromheen hangen, waar de
meeste winst mee wordt gemaakt. Het trackrecord van de NZa duidt
bovendien niet bepaald op een kritische blik. De Autoriteit deed in 2020
een ‘eerste verkenning’ naar de rol van private equity in de zorg en was
daar zeer positief over. Private equity, zo stelt de NZa, draagt bij aan
innovatie en aan de behoefte aan exclusieve woonzorg.
De NZa liet het
onderzoek trouwens uitvoeren door Deloitte, de marktleider in het
begeleiden van private equity- transacties in de zorg. |